Beleggen in opkomende markten is (nog) moeilijker dan dicht bij huis beleggen. De bedrijven en de markten zitten fysiek op grote afstand en de beurzen zijn vooral open als ze hier dicht zijn. Professionele hulp is daarom van harte welkom. In een recent rapport laat de Amerikaanse vermogensbeheerder T. Rowe Price zich uit over de grote verschillen in prestaties tussen groei- en waarde-aandelen in opkomende markten.
In een recente analyse vraagt de Amerikaanse beursgenoteerde vermogensbeheerder T. Rowe Price zich af of waarde-aandelen het in opkomende markten na tien magere jaren eindelijk weer beter zullen gaan doen dan groeiaandelen. Er zijn namelijk wel goede redenen voor om daarvan uit te gaan:
- De energietransitie zet de schijnwerpers weer op vergeten aandelen in opkomende markten die op het punt staan een fundamentele verandering te ondergaan.
- De manier waarop overheden in opkomende markten budgettaire stimuleringsmaatregelen nemen is veranderd en richt zich nu rechtstreeks op de consument. Dat brengt kansen met zich mee voor bepaalde bedrijven.
- Non-financials in opkomende markten hebben in het verleden te weinig kapitaal geïnvesteerd. Dit staat op het punt te veranderen, wat ook nieuwe beleggingskansen met zich meebrengt.
Het rapport laat mooi zien dat na een decennium van sterke outperformance in waardeaandelen uit opkomende markten van 2001 tot 2010 een decennium van underperformance volgde. Vorig jaar bereikte het verschil tussen waarde- en groeiaandelen in opkomende markten een niet eerder geziene extreme omvang, als gevolg van de diepe recessie die werd veroorzaakt door de wereldwijde coronapandemie.
Wat veroorzaakte de outperformance van waarde-aandelen tussen 2000 en 2010? Volgens Ernest Yeung, Portfolio Manager Emerging Markets Discovery Equity Strategy bij T. Rowe Price, speelden twee factoren hierin een belangrijke rol. Ten eerste was er de Chinese economische supercyclus, waarbij China in deze periode maar liefst 12 biljoen dollar (dat is 12 duizend miljard) uitgaf aan infrastructuur en industrialisatie. Dit kwam wereldwijd ten goede aan sectoren van de ‘oude economie’, zoals staal, cement, non-ferrometalen, industriële machines en energie. Ten tweede begon de wereldeconomie zich te herstellen na een aantal schokken in opkomende markten (de Latijns-Amerikaanse tequilacrisis van 1994, de Aziatische financiële crisis van 1997-1998 en de Russische crisis van 1998) waarbij veel investeringen verloren gingen en veel banken over de kop sloegen.
Er staat voor het komende decennium een vergelijkbare fase aan te komen. Yeung meent dat de doelstelling voor netto nul CO2-uitstoot in 2050 (2060 voor China) veel traditionele of oude economiesectoren zal stimuleren. Om de doelstellingen te halen zal wereld tijdens de transitie zwaar moeten worden geïnvesteerd in traditionele industriële sectoren.
China zal naar verwachting zo'n 10 à 15 biljoen dollar moeten uitgeven om tegen 2060 over te schakelen op een energie-efficiëntere economie met een netto nul CO2-uitstoot die niet afhankelijk is van fossiele brandstoffen. Dit bedrag verschilt in omvang niet veel van wat China in de periode 2000-2010 heeft uitgegeven aan infrastructuur en industrialisatie (die 12 biljoen dollar).
Overigens zal deze ontwikkeling ook in het westen zichtbaar zijn: de G10-groep van geïndustrialiseerde economieën zal vermoedelijk een ruwweg vergelijkbaar bedrag moeten uitgeven aan hun eigen programma's voor de overgang naar groene energie om in 2050 CO2-neutraal te zijn. De wereld heeft op dit gebied zwaar ondergeïnvesteerd, en wereldwijd zullen landen hun kapitaaluitgaven snel moeten opvoeren om hun CO2-doelstellingen voor 2050 te halen. Cheung meent dat zodra de omschakeling naar groene energie aanvangt en versnelt, kapitaal zal terugvloeien van de nieuwe economie naar de oude economie.
Kijkend naar de manier waarop het wereldwijde economische klimaat momenteel verandert, is er een aantal omstandigheden dat lijkt te pleiten voor een verdere groei van waarde-aandelen, stelt T. Rowe Price. Perioden met grotere begrotingstekorten en een sterke reële bbp-groei gaan historisch vaak gepaard met perioden waarin waarde-aandelen beter presteren dan groeiaandelen. De groei van de winst per aandeel is een andere sleutelfactor voor ‘waarde’ versus ‘groei’, waarbij ‘groei’ het van nature beter doet in perioden waarin de winsten schaars waren. Momenteel zijn de consensusprognoses voor de groei van de winst per aandeel in de opkomende markten in 2021 en 2022 respectievelijk 50,1 procent en 10,2 procent, wat gunstig zou moeten zijn voor ‘waarde’ boven ‘groei’.
Beleggen in opkomende markten gaat eigenlijk het beste via voordelige indexvolgers. Op deze website vindt u hier een selectie van etf’s die tegen gunstige voorwaarden voor u in opkomende markten beleggen.